Baureihe 93De Baureihe kenmerkt zich door twee onderseries. De Preußische Staatsbahn T14 (1914) werd de 930-4, de Preußische Staatsbahn T141-4 (1918) werd de 935-12. Deze locomotieven lijken sterk op elkaar, de visuele verschillen zitten in de ketelopbouw. De T14 deed eerst dienst rondom Berlijn en werd later meer verspreid ingezet. Origineel was de locomotief ontworpen voor de goederentreindienst, maar werd in Berlijn ook ingezet op de stadsbaan (vergelijkbaar met metro).De Br 93 is geen goed gelukt ontwerp. De loopassen werden zwaarder belast dan de aandrijfassen en dat gaf problemen. Verder was het ontwerp gedrongen en slecht toegankelijk voor onderhoud. De problemen waren zo groot dat na de eerste wereldoorlog de eerste serie werd omgebouwd en als nieuwe onderserie T141 terugkwam. In de tweede serie locomotieven heeft men het probleem van de voorste loopas kunnen opheffen, echter de achterste loopas had nog steeds een asmassa van 19,1t. Beduidend meer als de aandrijfassen met 15,7t, 17,5t, 18,4t en 18,4t. Door deze gewichtsverdeling was de locomotief voor veel trajecten ongeschikt. Er is wel een poging gedaan om dit probleem op te heffen, maar dat ging ten koste van de voorraad brandstof. Ondanks al deze problemen zijn van de eerste serie er 497 stuks gebouwd en van de tweede serie 768 stuks.
Alle voor spoor N verkrijgbare Baureihe 93 locomotieven werden gemaakt door Arnold. Er zijn twee typen gemaakt in de DRG uitvoering, een in de onderserie 0-4 en een in de onderserie 5-12. De volgende modellen zijn beschikbaar t/m epoche II (er kunnen bestelnummers ontbreken - opname 05-2018); Arnold 2290, 82290, 2292, 82292 Het door mij geteste model had problemen met de stroomopname omdat de loopassen niet voorzien waren van stroomafnemers. Ook had ik het idee dat niet alle wielen recht waren uitgelijnd, op mijn proefbaantje gaf deze locomotief met lage snelheden een waggelend beeld. De locomotief is alleen nog tweedehands op beurzen enz. te koop. Dus het kan zijn dat het exemplaar wat ik heb gezien niet meer origineel was. De bijgevoegde handleiding gaf geen duidelijkheid over al dan niet stroomafname via de loopassen. Het model kon daardoor slecht langzaam rijden en bleef op wissels zonder geleidend hartstuk steken. Ik heb het model verder niet onderzocht op in hoeverre digitalisering is te realiseren. Op de modelbaan is het interessant om te weten wat de machines in het echt presteerden. Met wat rekenwerk kan dan een realistische sleep aan de locomotief worden gehangen.
Hoe nu de tabel te interpreteren? Daarvoor heb je de wagon gegevens nodig. Als je deze niet hebt kun je de volgende vuistregel aanhouden.
|