Baureihe 92De Baureihe kenmerkt zich door een enorme verscheidenheid aan onderseries. De Württembergischen Staatseisenbahnen T6 (1916) werd de 920, Württembergischen Staatseisenbahnen T4 (1907) werd de 921, de Badische Staatsbahn X b1-7 (X b1-2 1907 / X b3-6 1914 / X b7 1921) werd de 922-3, de Oldenburgische Staatseisenbahn T131 (1921) en de Preußische Staatsbahn T131 (1921) werden de 924, de Preußische Staatsbahn T13 werd de 925-10 (1910), de Pfalzbahn der königlich Bayerischen Staatseisenbahn R4/4 (1913) en de königlich Bayerische Staatseisenbahn R4/4 (GT44.16 1918 / GT44.17 1924) werden de 9220. Al deze locomotieven lijken op elkaar, de visuele verschillen zitten in ketelopbouw, volume van de waterkasten en de wielen en afstand van de wielen onderling.In de specificaties voor de T13 werd vereist dat met name het onderhoud eenvoudig was uit te voeren omdat de locomotief ook dienst zou doen op nevenbanen. De eerste locomotieven werden in 1910 geleverd door Union-Gießerei Königsberg. De geleverde machine was een mix uit twee ingediende ontwerpen en er was gekozen voor Naßdampf. In 1916 zijn enkele machines omgebouwd voor Heißdampf, in trekkracht scheelde dat plus 100t ten opzichte van de Naßdampf uitvoering. De DRG heeft de T13 overgenomen en de locomotieven kregen de nummering 92 501 t/m 92 913 en 92 1001 t/m 92 1072. De locomotieven zijn voornamelijk ingezet in de rangeerdienst op hellingrijke trajecten.
Alle voor spoor N verkrijgbare Baureihe 925-10 locomotieven werden gemaakt door Fleischmann. Fabrieksmatig is de voorraad uitverkocht, hier en daar zal de DRG uitvoering nog in een winkel te koop zijn en anders op beurzen. De volgende modellen zijn beschikbaar t/m epoche II (er kunnen bestelnummers ontbreken - opname 05-2018); Fleischmann; in de opsomming zijn ook de voormalige deelstaat-spoorwegmaatschappijen opgenomen. 709201, 709207 (K.P.E.V.), 709210 (Elsaß-Lothringen), 781503 (K.P.E.V.) Ibertren 981, 6981, 982 Het model is eenvoudig om te bouwen naar digitaal bedrijf door de aanwezigheid van een NEM651 aansluiting. Gezien de opbouw van het aandrijfwerk is het te verwachten dat de locomotief analoog ook met kruipsnelheid over de baan is te sturen. Minitrix heeft een R4/4 in het programma, maar geen DRG uitvoeringen. Op de modelbaan is het interessant om te weten wat de machines in het echt presteerden. Met wat rekenwerk kan dan een realistische sleep aan de locomotief worden gehangen.
Hoe nu de tabel te interpreteren? Daarvoor heb je de wagon gegevens nodig. Als je deze niet hebt kun je de volgende vuistregel aanhouden.
|