Baureihe 41Dit ontwerp moest de Baureihe 5620-29 gaan vervangen en was oorspronkelijk gedacht als een 1'D machine met een maximum snelheid van 90km/u. Bij de keuze van ontwerpen had fabrikant Schwartzkopff als extra een 1'D1' ontwerp met een 2'2'T32 tender meegenomen. Alle ontwerpen hadden afgezien van meer dan twee cylinders om zo aan de eis van een aslast van 18t te kunnen voldoen. Alleen het ontwerp 1'D zou niet genoeg vermogen kunnen ontwikkelen om de gewenste 90km/u te halen. En zo kwam het 1'D1' ontwerp met een BR03 ketel ter tafel.In 1936 leverde Schwartzkopff twee machines. De prestaties lagen 100Psi hoger dan die van de BR03. Dit was te danken aan de hogere keteldruk van 20 bar en de gunstig gekozen cylinder afmetingen. De loop van de machine was ook bij 100km/u nog rustig en overtuigend. De twee machines zouden een jaar lang getest worden. De locomotieven werden ingezet voor snelle vee transporten wat de locomotief de bijnaam "Ochsenlok" gaf. De serie productie kreeg enkele verbeteringen mee en de tender werd een 2'2'T34. Een bijzonderheid was dat door het omzetten van enkele bouten de machine ingesteld kon worden op 18t of 20t aslast.
Zowel Minitrix als Arnold hadden modellen in het programma en zijn nu alleen tweedehands te verkrijgen. Arnold heeft meerdere DRG modellen in het programma gehad, Minitrix heeft twee versies gehad. De volgende modellen zijn beschikbaar t/m epoche II (er kunnen bestelnummers ontbreken - opname 12-2018); Arnold; 2505, 8 2505, 2514, 8 2514 Minitrix; 12000, 12422 Op de modelbaan is het interessant om te weten wat de machines in het echt presteerden. Met wat rekenwerk kan dan een realistische sleep aan de locomotief worden gehangen.
Hoe nu de tabel te interpreteren? Daarvoor heb je de wagon gegevens nodig. Als je deze niet hebt kun je de volgende vuistregel aanhouden.
|