Baureihe 18Deze serie locomotieven bestonden uit machines die zeer succesvol waren. Met de asopstelling 2'C1' (twee voorloop assen, 3 aangedreven assen en een sleepas), ook bekend als "Pacific", waren dit zeer betrouwbare goed geconstrueerde locomotieven met veel vermogen. Bij de oprichting van de DRG vormden de 2'C1' sneltreinlocomotieven van de Sächsische Staatsbahn (type XVIII H), Württembergischen Staatseisenbahnen (klasse C), Badische Staatsbahn (IV f) en de Bayerische Staatsbahnen (S3/6) en later de eigen bestelde 2'C1' locomotieven de Baureihe 18.Deze locomotieven waren onderling bepaald niet gelijk en er werd besloten om elk type in een eigen onderserie in te delen. Zo zijn dus de typen 180 (Sächsische Staatsbahn type XVIII H), de 181 (Württembergischen Staatseisenbahnen klasse C), de 182 (Badische Staatsbahn IV f), de 183 (Badische Staatsbahn IV h), de 184 (Bayerische Staatsbahnen S3/6) en de 185 (Bayerische Staatsbahnen S3/6 Bauart 1912) ontstaan. De locomotieven hadden met de gestroomlijnde kabine een bijzonder uiterlijk. Ook de versies met een rechte kabine hadden een opvallend en imposant uiterlijk door de naar verhouding lange ketel. De asopstelling 2'C1' stond garant voor een rustige loop. Het evenwichtige drijfwerk in combinatie met drijfwielen met een grote diameter maakte hoge snelheden tot de mogelijkheid. Deze combinatie deed het niet alleen goed in het vlakke land, in het middelgebergte konden D-treinen nog met een hoge snelheid worden gereden. Mede door het zuinige verbruik is deze machine te vinden voor veel internationale treinen, waarvan de bekendste wel de Rheingold is.
Er zijn veel versies van Baureihe 18 verkrijgbaar. Alle onderversies zijn beschikbaar bij de merken Hobbytrain, Minitrix en Arnold. Als op de modelbaan gereden wordt met een Rheingold trein mag deze locomotief eigenlijk niet ontbreken. De volgende modellen zijn beschikbaar t/m epoche II (er kunnen bestelnummers ontbreken - opname 12-2018); Arnold; in de opsomming zijn ook de voormalige deelstaat-spoorwegmaatschappijen opgenomen. 0253(K.Bay.Sts.B.), 2530(K.Bay.Sts.B.), 2536(K.Bay.Sts.B.), 8 2536(K.Bay.Sts.B.), 2537, 8 2537, 2539(K.Bay.Sts.B.), 8 2539(K.Bay.Sts.B.), 2543, 8 2543, 2544, 8 2544, 2547(K.Bay.Sts.B.), 2557, 8 2557, 2599(K.Bay.Sts.B.) Hobbytrain; in de opsomming zijn ook de voormalige deelstaat-spoorwegmaatschappijen opgenomen. H4030(K.W.St.E.), H4031, H4036(K.W.St.E.), H4036D(K.W.St.E.), H4000(Bad.St.B.), H4001, H4002, H4003(Bad.St.B.), H4009(Bad.St.B.), H4009D(Bad.St.B.), H4010(Bad.St.B.), H4010D(Bad.St.B.) Minitrix; in de opsomming zijn ook de voormalige deelstaat-spoorwegmaatschappijen opgenomen. 12226(K.Bay.Sts.B.), 12227(K.Bay.Sts.B.), 12249(K.Bay.Sts.B.), 12254(Pfalz.B.), 12259(K.Bay.Sts.B.), 12304, 12312, 12314, 12318(K.Bay.Sts.B.), 16181, 16182, 16183(K.Bay.Sts.B.) Op de modelbaan is het interessant om te weten wat de machines in het echt presteerden. Met wat rekenwerk kan dan een realistische sleep aan de locomotief worden gehangen.
Hoe nu de tabel te interpreteren? Daarvoor heb je de wagon gegevens nodig. Als je deze niet hebt kun je de volgende vuistregel aanhouden.
|